1. Het Magische Leven
- HymnConnected
- 29 jan
- 9 minuten om te lezen
Het Magische Leven
Magie openbaart zich als vanzelf in de rustige bespiegelende geest van de mens.
Natuurmagie of natuurmystiek behoren tot de alleroudste spirituele ervaringen die we kunnen doorschouwen tot in het prille begin der mensheid en deze zijn verweven in alle oude animistische of oorspronkelijke culturen en mysteriecultussen.
Natuurmystiek wordt soms gedefinieerd als ‘het gevoel te zijn ondergedompeld in de eenheid van de levende natuur’. De mens in vervoering danst met stofdeeltjes doorstraalt met gouden zonlicht en verrijst met de dageraad, bruist met de golven en zwemt in de bekoring, van de waternimfen, hij zweeft in de geuren van de plantenwereld, is verrukt door de gezangen der vogels: hij kent en is al het zijn, alle kracht, alle vreugde, alle pijn in alle dingen, onafscheidelijk en tegelijkertijd toch zichzelf. De mysticus zegt dat in de ervaring ‘alle grassprietjes, hout en steen, alle dingen Eén zijn’. Zo sprak de Meester Jezus tot Judas; Ik ben overal, in het zuchten van de wind, in de stralen van de zon, in het oog van de mier.
Franciscus van Assisi zag alle geschapen dingen, vogels en dieren en bloemen, zon en maan, ja de dood zelf als kinderen van God en zijn broeders en zusters in de Christus. Sint Franciscus van Assisi werd ook wel de ‘goddelijke armoezaaier’ genoemd die zijn familie en rijkdom verliet en ‘Vrouwe Armoede’ omhelsde in zijn omgang met armen en leprozen. Hij vond een onuitsprekelijke vreugde in de imitatie van het mededogen van Christus. Tijdens de Mis van het feest van de heilige Matthias is 1209 hoorde hij de pastoor het Evangelie van Jezus voorlezen, waarin het gebod van de Heer “Ga en spreek!” aan zijn discipelen was te horen. Franciscus verliet onmiddellijk het kerkje en begon het Evangelie uit te dragen. Hij sprak over reïncarnatie zoals Jezus het had verteld. Hij verkreeg daarmee vele volgelingen, waaronder de edele Vrouwe Clair, die later huis en haard verliet gekleed als de Bruid van Jezus, om zich bij Franciscus te voegen, teneinde toegelaten te worden in de Bedel Orde.
Deze verschijningsvormen van mystieke ascese vinden we terug in alle oude culturen verspreid over de gehele wereld. God openbaarde aan St. Franciscus de Goddelijke Aanwezigheid in ‘Broeder Zon’ en ‘Zuster Maan’ en beloonde zijn toewijding met ‘voortdurende’ innerlijke vrede.
In de roman van Forrest Reids; Following Darkness (Londen, 1902, p42) klinkt het als volgt: ‘Het was alsof ik nooit beseft had hoe lieflijk de wereld was. Ik ging op mijn rug in het warme en droge mos liggen en luisterde naar de veldleeuwerik die zong terwijl hij opsteeg uit de velden bij de zee in de donkere heldere hemel. Geen andere muziek verschafte me hetzelfde genoegen als dat hartstochtelijke vreugdevolle gezang. Het was een soort opspringende en juichende extase, een helder geluid als van een vlam die in zichzelf vreugde schept. En toen overviel mij een merkwaardige belevenis. Het was alsof alles dat buiten mij en rondom mij scheen te staan plotseling binnenin mij was. De gehele wereld scheen binnenin mij te zijn. Het was binnenin mij dat de bomen met hun groene takken wuifden, het was binnenin mij dat de hete zon scheen en de schaduw koel was. Een wolk steeg in de hemel omhoog, en kwam langs in een lichte regenbui die op de bladeren spetterde, en ik voelde hoe de frisheid ervan in mijn ziel druppelde, en ik voelde in mijn gehele wezen de heerlijke geur van de aarde en het gras en de planten en de rijke, bruine grond. Ik zou van vreugde hebben kunnen snikken’.
Hier zien we duidelijk hoe zich bij deze persoon een bewustzijnsverruiming voltrekt, die verdriet losmaakt als genezend gebeuren, en verkwikkende levensenergie schenkt.
Opgemerkt moet worden dat natuurmeditaties bij de oudste natuurvolkeren als eerst vormen van mystieke ervaringen tevoorschijn kwamen.
Vanuit de dieptepsychologie gezien treden de duistere kanten van deze natuurmeditatie in de menselijke psyche naar buiten in ziekelijke belevenissen, zoals beschreven in de Griekse mythologie. We beschouwen dan bijvoorbeeld Narcissus en Echo; Narcissus was de mooie zoon van de rivier de Cephissus en de nimf Liriope. Echo was een nimf die, nadat ze de goden had beledigd, gedoemd was tot zwijgen. Ze kon alleen de laatste lettergreep herhalen van wat er tegen haar gezegd werd.
Hera (Juno) had deze vloek over haar uitgesproken, omdat hij vermoeid werd door haar gekwebbel maar het zou ook de god Pan kunnen geweest zijn, die haar liefde beu was. Pan kunnen we zien als een sensuele god, half man, half bok, die in contact staat met de krachten der natuur. Echo werd verliefd op Narcissus. Omdat ze hem alleen kon napraten, negeerde Narcissus haar. Narcissus kreeg zijn vergelding. Egoïstisch en vol minachting over zijn bewonderaars werd hij verliefd op zijn eigen spiegelbeeld in een waterplas op de berg Hilioon. Ziek van eigenliefde, zat hij aan de waterkant naar zichzelf te staren tot hij stierf en de goden hem veranderden in een narcis. Echo vervaagde tot een schaduw en treurde over zijn lijk aan de waterkant, terwijl Eros, de god van de liefde zwijgend toekeek.
Maar de zonnige zijden van de menselijke psyche overstijgen en transformeren deze tragedies als vanzelf, wanneer we geïnspireerd worden door de grote Bron van alle Leven, die voortdurend aanwezig is in ons diepste Zelf. Zoals de mysticus Roemi beschrijft in zijn verzen;
Ik ben het stof in het zonlicht, ik ben de bal van de zon,
Tot het stof zeg ik; blijf. En tot de zon; rol voort.
Ik ben de mist in de ochtend, ik ben de adem van de avond,
Ik ben het ruisen in de bomen, de zingende golf van de zee.
Ik ben de mast, het roer, de roerganger en het schip.
Ik ben het koraalrif waarop het vergaat.
Ik ben de boom van het leven en de papegaai op zijn takken,
Stilte, gedachte, tong en stem.
Ik ben de adem van de fluit, de geest van de mens,
Ik ben de vonk in de steen, de glans van goud in het metaal,
De kaars en de mot die er omheen fladdert,
De roos en de nachtegaal dronken van haar geur.
Ik ben het snoer van het zijn, de cirkel van de sferen.
De weegschaal van de schepping, het rijzen en dalen.Ik ben wat is en niet is.
Ik ben – O gij die het weet, jaloeladdin, O zeg het – ik ben de ziel in alles.
Wanneer we deze verzen doorleven, ervaren we de sterke vereenzelviging met de Eeuwige Bron die alle levende wezens en de natuur doorstraalt. Zo vinden we onze eigen Essentie terug, diep in onszelf, elke keer opnieuw, de zoveelste spirituele wedergeboorte.
Roemi, Jalal al-Din (+1273) kwam uit de Balkh en emigreerde naar Konia (het klassieke Iconuim) in Klein-Azië, waar hij werd beschouwd als de stichter van de mevlevi Orde der Derwisjen. In poëzie laat hij ons de mystiek van het soefi systeem zien. Van in den beginne weerspiegelt het beeld van de rietfluit de weg die de mysticus volgt naar de uiteindelijke Bron des levens.
Luister naar deze verloren Fluit
Die ademt, sinds zij werd gescheurd
Van haar roestkleurig bed, een toon
Van hartstochtelijke liefde en verdriet.
Het geheim van mijn lied, zo nieuw,
Kan niemand zien en niemand horen.
O, geef mij een vriend die het teken kent
En zijn ziel wil mengen met de mijne!
’t Is de vlam van liefde die mij ontstak,
’t is de wijn van liefde die mij inspireerde.
Wilt gij weten hoe de liefde bloedt,
O luister, luister naar mijn fluit!
Roemi had sterke banden met de Wervelende Derwisjen en deze leidden hem tot de beeldspraak over de kracht van het ronddraaiende wiel of het cirkelen van de hemellichamen, de molensteen en het waterrad.
De berg van de zon
Zal ik maken tot een molen
En waar mijn wateren vloeien,
Zal ik u wentelen naar mijn wil.
In een ander gedicht spreekt Roemi van de verheffing van de ziel tot God via progressieve incarnaties, waarbij in een betekenis de ziel altijd in God is, maar in een andere van het minerale tot het plantaardige en het dierlijke tot de mens moet opstijgen om tot engel te worden en uiteindelijk God alleen.
Roemi maakt duidelijk dat als wij God zoeken, dat is omdat God ons zoekt.
Roemi laat in één van zijn geschriften, dat de titel draagt; ‘Het is, wat het is’, zien hoe we vanuit stille meditatie ons volledig kunnen overgeven aan het spirituele leven in volle aanvaarding.
Wanneer we de grote sprong maken naar de hedendaagse tijd, was het Carl Gustav Jung, de bekende Zwitserse psychiater die schreef; God zoekt zijn schaduwzijden in de mens en de natuurverschijnselen.
Sinds de aller-oudste natuurreligies en mysteriecultussen bestaan er vele fijnstoffelijke wezens; zowel de hemelse en verheven verschijningsvormen, maar ook de duistere en soms angstaanjagende schepselen die onze innerlijke belevingen en nachtelijke visioenen bevolken.
Vanuit de occulte of paranormale waarnemingen, spreken de natuurwezens zeer sterk tot ons, zowel in beeldende uitstralingen, alsook in andere resonanties of trillingsvormen.
Engelen komen tot ons vanuit verheven kosmische sferen; Alle engelen kijken met verbazing en verwondering naar de mensen, die door hun heilige of liefdevolle werken gekleed lijken te gaan in een ongelooflijke mooi gewaad. (Bewust of onbewust heeft ieder mens bepaalde schoonheid in zich). Want de engel zonder zijn werkingen doorheen het bewustzijn van de mens is slechts aanbidding; maar de mens met zijn tastbare werken is een verheerlijking (in vergelijking met de toegewijde Indiase mens die karma-bakhti yoga beoefent); daarom prijzen de engelen het werk van de geïnspireerde mensen, in hun liefdevolle overgave.
De aartsengel Michaël is de leidende en verlichte zonnegeest van deze tijd. Zijn tijdperk is weerom ingetreden sinds 1879 na Chr. Voor een tijdsperiode van ongeveer 400 aardse jaren.
Voor hem waren de sferen van de aartsengel Gabriël aan het werken, en na de aartsengel Michaël zullen de kosmische energievelden van Oriphiël weerom hun inwerkingen door het bewustzijn van de mens en andere levende wezens meer en meer openbaren. De aartsengel Michaël is als kosmisch zonnewezen natuurlijk ook verweven met het Waterman tijdperk uit de esoterische astrologie.
Alle grote godsdiensten of natuurreligies en mysteriecultussen hebben hun verhalen over de schepping; door een uitbarsting van de scheppende Kracht (die ook doorheen de stoffelijke zon van het heelal, dit zonnestelsel heeft laten ontstaan) is een andere hogere sfeer in het universum ontstaan zoals wij deze kunnen beschouwen en ervaren. In de kabbala, het oude esoterische werk van de joodse mystieke traditie kunnen we de rijke bronnen doorschouwen over de leer en het tot leven komen van de engelen. Hierin is een uitbreiding van de versie in de Genesis te vinden en deze vertoont verrassend genoeg merkwaardige parallellen met de moderne wetenschappelijke inzichten. God wordt hierin beschreven als de Goddelijke Aanwezigheid, de Grote lichtende Bron van alle leven; een almachtig, ondefinieerbaar, vormloos wezen in het midden van het niets. (de grote leegte zoals deze wordt beschreven in de oude oosterse filosofieën). Toen de Ene besloot zich te manifesteren in een vorm, werd louter doordat idee het licht geschapen. God ‘scheidde het licht van de duisternis’ en schiep zo de eerste tegengesteldheid. Het materiële universum wordt gekenmerkt door tegenstellingen –licht en donker, man en vrouw, zon en maan, yang en yin. De Ene werd Twee door deze scheiding. God, de Twee in Eén, perste toen zijn mannelijkheid samen in een enkel minuscuul lichtpuntje. Dit is het ‘woord’ de ‘logos’, het principe van de bevruchting, dat vervolgens wordt ontvangen door de ‘diepe wateren’, (in onze moeder aarde de oceanen en wereldzeeën, maar ook het vruchtwater in de moederschoot), het vrouwelijk aspect van God, dat ontvangt en het zichtbare universum baart. De Makro kosmos in de Mikro kosmos, in de mens dus.
Deze oude leringen uit de kabbala vertonen grote overeenkomsten met de mystiek van het Tauïsme, dat is ontstaan in de oude Chinese culturen. Zo spreken we over de Tau-te-tjing. Het betekende in de filosofie van Confucius, deugd of zedenleer, en in de verhulde mystiek van het Tauïsme, de openbaring of kracht van de tau of tao in alles. Tau-te-tjing, één van de grote werken van deze mystieke leer, is volgens de traditie toegeschreven aan de in de schaduwen gehulde Lau-tse. Het boek gaat over de tau, de Weg, de Uiteindelijke Waarheid van het Heelal. Soms wordt de tau de Enige genoemd. Zo kunnen we als mediterende lezen;
Tau baart één.
Eén baart twee.
Twee baart drie.
Drie baart tienduizend dingen.
Tienduizend dingen vinden harmonie
Door de kracht van het positieve
En negatieve te combineren.
De astrofysici zijn het er grotendeels over eens dat de big bang plaats vond toen een enkel punt van ongelooflijke dicht opeen geperste energie en materie explodeerde en daarmee het universum vormde zoals we dat kennen. Met onze overschouwende geest kunnen we ervaren dat deze ‘oerexplosie’ moet hebben plaats gevonden in een universum nog groter en ruimer, wat ons denkvermogen ver te boven gaat. Deze beschouwingen kunnen we alleen maar intuïtief of spiritueel beleven.
De kosmos met zijn ontelbare sterren en planeten heeft zich in enorme tijdschalen verder ontwikkeld, en onze moeder aarde ‘draagt daarin al zolang de mens als spiritueel wezen in de wereldontwikkeling.
De magische mens als spiritueel wezen in deze wondere wereld.
-Karel Meul (in liefdevolle herinnering) Uitgegeven in de zomer van 2008
Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook, hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Deze tekst valt onder auteursrecht.