top of page

4. Mensen en hun Betoverende Edelstenen.

Mensen en hun betoverende edelstenen


De hedendaagse mens is in zijn spirituele ontwikkeling nog steeds sterk intuïtief of zelfs volledig bewust bezig met de fijnstoffelijke invloeden van zon en maan (waakbewustzijn en de slaap met zijn nachtelijke visioenen), alsook met de plantenwereld waarvan we allerlei voedingstoffen tot ons nemen, ook soms dierlijk voedsel, en vooral de geneeskrachtige planten en mineralen.

Met deze mineralen of gesteentewereld heeft de huidige mens (vooral de Westerse mens) zijn intuïtieve of helderziende relatie bijna geheel verloren. Maar de geestelijke of mystieke mens heeft zijn spirituele scholingswegen gevolgd en op vele niveaus ook zijn vermogens behouden en ontwikkeld, om zelfs met de fijnstoffelijke en energetische krachten van de gesteentewereld sterk en harmonisch samen te kunnen leven. In de oude culturen was dit bewustzijn voor deze mensen heel gewoon en vanzelfsprekend.

Edelstenen en halfedelstenen werden veel gebruikt in mystiek-magische rituelen en ook voor geneeskundige doeleinden.

Zo beschouwen we dus als eerste, de cultuurstenen. Deze zijn de stenen die behoren bij bepaalde cultuurtijdperken in samenwerking met het collectieve bewustzijn dat deze mensen ontwikkelden.

Eerst nemen we het oudste na-Atlantische cultuurtijdperk van de mensheid. Dit was het tijdperk van de oer-Indische cultuur. Die oer-Indische cultuur was nog een droomcultuur, een cultuur doorstroomt met kosmische energievelden die doorheen deze mensen stroomde, toen de maan stond in het sterrenbeeld van de kreeft. De Indiase cultuur was sterk gericht op de intuïtie en het gevoelsleven, en de menselijke geest was bijna één en al mystiek. Eigenlijk is dat vandaag de dag nog steeds zo.

Liefde en vruchtbaarheid werden sterk uitgeleefd, in Tantra en liefdestempels, zoals de huidige tempels in Kajuraho nog steeds laten zien in hun prachtige architectuur en erotische beeldhouwwerken. Tantra werd beoefend als spirituele scholingsweg om met het erotische als ritueel en de seksuele energie tot geestelijke verlossing of samadhi te kunnen komen.

Daar heerste de echte ‘maansfeer’ en daarbij hoorde de maansteen, die dan ook nog steeds in India gevonden wordt. De maansteen is de steen van de vruchtbaarheid en de seksuele energie, en wordt daarvoor nog veel gebruikt.

Het India uit de oude tijden kunnen we ons voorstellen met de maan aan de hemel en met de lotusbloem in het water van vijvers en meren en met mensen die met hun droomachtige helderziendheid overal wezens konden waarnemen en weinig beïnvloed werden door de uiterlijke wereld. Hun diepe interesse voor de geestelijke werelden, daar droomden ze in.

In kosmische zin gezien leefden er in India veel verschillende ‘groepszielen’ of volkeren, die toch allemaal Indiërs konden worden genoemd.


Een andere steen die was ontwikkeld voor koningen en heersers (de zogenaamde maharadja’s en anderen) is de mooie rode robijn. We zouden als helderziende kunnen zeggen dat deze koningen en heersers machtiger maar ook hoogmoediger werden door de kosmische invloeden die de robijn doorstromen, en dat het volk en de lagere kasten dus, bleven doordromen door de gevoelige maansteen. Dit is in zeker zin nog steeds zo.


De bekende mysticus en psychiater Carl Gustav Jung waarschuwde hiervoor in één van zijn boeken (Westers bewustzijn en Oosters inzicht.). De Westerse mens kan teveel verdroomd geraken en zijn ware zielewortels verliezen, wanneer hij te lang of te veel in het Oosten zijn leven doorbrengt. We hebben deze ‘volksverhuizingen’ zelf kunnen waarnemen tijdens de flower-power bewegingen. Veel mannen en vrouwen met hun kinderen verloren een deel van zichzelf en hun ware Zelf, door onzuivere betoveringen uit het Oosten. Dit gebeurde meestal door de invloeden van duistere goeroes of charlatans. Carl Gustav Jung, als Zwitserse psychiater, werd door meerdere collega’s als esotericus of ‘occultist’ met de spreekwoordelijke vinger nagewezen. Zijn vergaande studies over de alchemie en andere mysteriescholingen bezorgden hem het imago van de geheimzinnige, geleerde ingewijde. Jung sprak over de grondlegger van de antroposofie; de doctor in de filosofie, Rudolf Steiner, met een zeer kritische taal en streng beoordelend.

De hedendaagse professor, arts en bedrijfspsycholoog, Bernard Lievegoed daarentegen, doorliep vele inwijdingswegen die door Steiner en de antroposofie ontwikkeld en vrijgemaakt werden. Bernard Lievegoed beschreef uitvoerig de karmische invloeden en manifestaties in de oude Griekse scholen, en hun terugkeer in huidige tijden, vanuit hogere kosmische stuwende sferen. Deze oude Griekse geesten die wederom zijn geïncarneerd, kunnen nu in positievere ontwikkelingsspiralen samenwerken, zonder zich nog te laten vangen in oude vetes en jaloezie. We kunnen zodoende bijvoorbeeld het proces Socrates voldoende doorschouwen, en de platonische sferen die in deze tijden als vernieuwend doorwerken. Koet Hoemi als de Griekse Pythagoras, heeft in de Theosofische Vereniging reeds zovele leraren en ingewijden uitgezonden, ieder in zijn eigen diepzinnige wereld. Allemaal kosmische golven en ontwikkelingen die telkens opnieuw vernieuwend tevoorschijn treden en zich incarneren als wedergeboren avatars, doorheen de vele psychokosmogrammen van deze tijd.

Wanneer we de psychologische strijd beschouwen die ontstond tussen Jung en Steiner, kunnen we deze doorzien, ontrafelen en herinterpreteren als oude vetes tussen verschillende mysteriescholen uit het verre verleden. Hoe dan ook, tussen Jungiaanse ontwikkelingen en inwijdingswegen van de Antroposofie zijn vele boeiende parallellen te ontdekken, die in diepere ‘psychische onderwerelden’ verregaand in elkaar verweven zijn.

Zo schrijft Jung bijvoorbeeld in zijn boek; ‘Westers bewustzijn en Oosters inzicht’ over de psychologie van Koendalini Yoga, en zo zijn we weer toegekomen aan de Indiase mystiek. In de herfst van 1932 onderbrak Jung de toen lopende Seminaries; Vision Seminars genoemd, voor een aantal voordrachten in vier delen over de chakra symboliek in Tantra-Yoga van het Koendalini-systeem. Jung sprak in zijn verzamelde werken regelmatig over Koendalini en dit systeem van beelden vormde een essentieel deel van zijn psychologische taal.

Carl Gustav Jung (1875-1961) was een Zwitserse psychiater die in Bazel zijn artsdiploma behaalde. Hij studeerde onder Pierre Janet en was bevriend met Sigmund Freud, wiens theorieën en psychoanalytische beschouwingen hij oorspronkelijk ondersteunde maar later bekritiseerde. Uiteindelijk kwam het tot een breuk tussen Jung en Freud. Jung ontwikkelde daarna de analytische psychologie. Jung is bekend geworden door zijn theorie van psychologische typeringen en wij hebben aan hem de onderscheiding tussen introverte en extraverte houdingen te danken, gecombineerd met de onderscheiding van functionele nadruk tussen gewaarwordingen, gedachten, gevoelens en intuïtie. Intuïtie wordt door hem gedefinieerd als waarneming via het onbewuste; introverte intuïtie kan fantastische monomanen voortbrengen, maar ook de mystieke dromer en de ziener.


Nu gaan we vanzelf over naar de Perzische cultuur. De typische steen in deze tweede cultuurperiode is de turkoois, die dat heen en weer heeft, afspiegelingen tussen blauw en groen, die levende, levenschenkende, beweeglijke aardgebondenheid. Dat is wat de Perzen als vanzelf zochten, de verbindingen en hun wortels met het aardse bestaan. De Perzen waren gevormd als praktische mensen, die hard werkten op het land en velden. Ze waren niet zo dromerig als de Indiërs, maar beleefden wel goede en kwade krachten, in hun religieuze rituelen, waar ze zich tegen beschermden of om de goede geestelijke wezens gunstig te stemmen. Het religieuze leven werd sterk beïnvloed door Zarathoestra (618-541 v.Chr.).

Zarathoestra of Zoroaster leefde in het begin van de zesde eeuw v.Chr. in Perzië als profeet. Hij ervaarde zichzelf als de boodschapper van Ahoeramazda, God van het Licht, de ene Wijze God, schepper en behoeder van al wat goed is. Het leven was voor Zarathoestra een voortdurend slagveld tussen licht en duister, goed en kwaad, de weldadige geest (Angra Mainyoe waaronder ook Hariman). Hariman werd beschouwd en ervaren als de heer van het Kwade en de Duisternis. Zarathoestra zag uit naar de Ene grote Kosmische Verlosser, en zijn opvolgers introduceerden een communie met haoma-sap (het soma van de hindoes waarover ik reeds heb geschreven), dat beschouwd werd als een voorproef van het eeuwige leven.

Turkoois werd in deze kosmische en fijnstoffelijke sferen verder ontwikkeld, samen met het bewustzijn van de Perzische mens. Turkoois is merkwaardig genoeg een amulet als bescherming en een talisman als scheppende energie tegelijkertijd. Hij was natuurlijk in hun eigen leefomgeving veelvuldig te vinden. In India bijvoorbeeld werd en wordt nog steeds vloeibaar gemaakte gemalen turkoois aangebracht als blauwe of groene tika op het voorhoofd (derde oog, voorhoofdchakra of ajnachakra) van baby’s of kinderen, om hen te beschermen tegen ‘het boze oog’. Ook in onze tijden is er veel vraag naar de goede werkingen van de turkoois, als vriendschapssteen, als steen die de liefde versterkt tussen gever en ontvanger (platonische liefde of andere vormen van liefhebben). Turkoois is een steen die heel rustig werkt, met vriendelijke uitstralingen, en bovendien is hij de goede beschermer tegen ongevallen en gevaren.


Nu is het de tijd geworden om de Egyptische cultuur te doorschouwen. De Egyptenaren waren verfijnde, soms ijdele en schoonheid minnende mensen. Ze leefden in hun zonnecultus. Ze waren begaafd met hun inspirerende creativiteit en hadden hun verregaande rituelen en rijke symboliek. Het was de tijd waar hoge zonnesferen diep inwerkten op alle levende wezens.

De stenen die bij die tijd horen, waren allemaal fel van kleur met hun bijzondere uitstraling. Deze derde cultuurperiode was sterk gebonden aan het koper (dat bij de planeet Venus behoort), en daar horen kopergesteenten bij, zoals malachiet en azuriet, de eerste zo vurig groen, en de tweede prachtig blauw. Deze stenen werden fijn gemalen en vermengd met vetdelen om te gebruiken als make-up. De Egyptische vrouwen zagen er betoverend uit met hun knalgroene haren, glinsterende wenkbrauwen en wimpers.

De lapis lazuli hoort ook in dat tijdperk thuis. Een prachtig blauw gesteente, waaruit de scarabeeën werden vervaardigd, ook turkoois diende daarvoor met zijn symbolische eigenschappen.

De Cheper (als naam toegeschreven aan de god Re, die bij zonsopgang de spirituele geboorte van de mens en de nieuwe dag aankondigde) werd vernoemd naar de scarabee of mestkever. Deze is één van de beroemde Egyptische amuletten. De scarabee of mestkever rolt zijn voedsel, het dierlijke mest met enorme kracht en met zijn achterpoten tot een ronde bal. Dit werd gezien als de tocht van de zon langs de hemel. De Cheper werd zo de weerspiegeling van nieuw leven en wedergeboorte. Deze amulet werd door de doden en de levenden gedragen om in verschillende levenssferen de energie van leven en vernieuwing op te roepen.

Een mooi voorbeeld van de diepgaande symboliek van de Egyptische scarabee is terug te vinden in de analytische psychologie van Jung (heden ten dage). Carl Gustav Jung, de Zwitserse psychiater uit de vorige eeuw, verdiepte zich steeds meer in het verschijnsel synchroniciteit, dat zich duidelijk aan hem voordeed tijdens één van zijn therapeutische sessies aan een patiënte. Deze vrouw uit de rijkere sociale klasse leed aan depressies en beklemmende dromen. Na vele sessies te hebben meegemaakt onder toezicht van Jung, had ze voor zichzelf besloten om met haar therapieën op te houden. Ze vertelde evenwel over een vreemde droom die ze had beleefd, de vorige nacht. In die droom bevond ze zich in een donkere grot en voelde zich beklemd en benauwd, ze wilde meer ademruimte en frisse lucht, maar vooral verlangde ze naar vrijheid, licht en de zon in de natuur. Nu kwam er in deze droom een scarabee, de Egyptische mestkever naar haar toegevlogen en deze toonde haar de uitweg naar de verlossende opening in de grot. Jung doorzag de diepere symboliek van deze droom zeer duidelijk en beschreef deze uitgebreid aan zijn cliënte.

Wrevelig over het onnodige besluit van de vrouw, liep Jung naar het grote raam. Tegelijkertijd knalde een groot insect tegen de ruit. Jung opende het raam en op de vensterbank lag er een zeldzame nevensoort van de scarabeekever. Hij nam de kever tussen beide vingers en zette deze op het bureau voor de verbaasde vrouw. ‘Wel’ zei Jung ‘hier is nu uw antwoord op uw onzinnige besluit.’. De jonge vrouw was zo verwonderd en gefascineerd, dat ze haar gehele therapie met Jung heeft verder gezet. Jung bleef zijn gehele leven verder werken met zijn mystieke, intuïtieve inzichten en is nog steeds een inspiratiebron voor mystici, geleerden en kunstenaars.

Wanneer we nu terug ons geestelijk gezichtsveld richten naar de oude Egyptische cultuur, zien we duidelijk dat als edelmetalen, waarin stenen verwerkt werden, veel koper en goud werden gebruikt. Zo zien we de koperhoudende stenen en het koper als metaal, als stoffelijke verschijningsvormen van de sterke kosmische zonnekrachten die in deze cultuur volop konden doorwerken. Het goud weerspiegelde zich in het bewustzijn van de Egyptische mens, als kosmische afspiegeling van de zon, doorheen de bovenste chakra (of kruin van het hoofd) en de zonnevlecht in hun aura’s of energetische lichamen.


Daarop volgde de Grieks-Romeinse cultuur. In onze meditaties zien we helder hoe de Griekse cultuur vanuit hogere kosmische stuwende krachtvelden nog meer verweven was met de Egyptische en Oosterse culturen, waaruit de hoogstaande Griekse filosofie en het kunstzinnige leven werden doordragen, als Venuscultuur.

Doorheen de Romeinse cultuur als Marscultuur zien we steeds meer aardgebondenheid, oorlog en veroveringszucht die dan toch weer werden verzacht en gezuiverd door andere cultuursferen. De stenen die als materialisaties voor deze cultuurperioden werden gevormd zijn de agaat in al zijn verschillende variaties, die sardonyx, de carneool, de zwarte onyx en de blauwe chalcedoon. Het was gebruikelijk om spreuken en beeltenissen te graveren in de stenen. Ze noemden deze dan een camee. Ze werden als talismannen of amuletten gebruikt.

Het waren culturen van grote, ingrijpende veranderingen en vooral het opnieuw zoeken naar zichzelf (het Ware Zelf) en het hervinden van spirituele waarden. De langzame weg van groeien, individueel en collectief naar het ware levensdoel. De agaat in al zijn heldere eenvoud gaf de hogere inspiraties om terug meer spiritueel te leven.


Zo komen we dan in de Middeleeuwse-Christelijke cultuurperiode. De agaat als samenbundeling van kosmische sferen in een gesteente heeft zeer grote betekenis in deze overgang tussen deze laatste cultuurperioden. De agaat wordt nog steeds in samenhang gebracht met het volgen van een bepaalde geestelijke scholingsweg. Deze ontwikkelingswegen waren in de verschillende mensheidstijdperken zeer verschillend. In de Middeleeuwen bijvoorbeeld was deze bij de franciscanen anders dan bij de dominicanen, weer heel anders bij de cisterciënzers en weer verschillend bij de benedictijnen. Iedere orde had zijn eigen scholingsweg binnen de christelijke mystiek. De inwijdingswegen die bij de edelen van de graalstroming behoorden, waren heel anders dan bij de orde der tempelieren, of bij de johannieters.

Deze verschillende fijnstoffelijke stromingen en stuwingen kan men zeer sterk ervaren wanneer men het middeleeuwse kasteel of liever burcht van Godfried van Bouillon betreed in de Ardennen in Waalse gebied van België. In de ridderzaal kunnen we de oude inwijdingsrituelen met helderziende ogen aanschouwen en ten dele meebeleven. Achteraan en bovenop de burcht is een meditatieruimte uitgehouwen in de rotsen, waar de ridder Godfried mediteerde als voorbereiding voor zijn spirituele zoektocht tijdens de kruistochten naar het Heilige Land. Nog steeds leeft er een ritueel voort; wanneer een vrouw plaatsneemt op de in de rotsen uitgehouwen meditatietroon, middenin de meditatieruimte, zal ze volgens het volksgeloof binnen een jaar trouwen en het volgende jaar een kind baren.


Tot in het midden van de negentiende eeuw hebben de mensen als nakomelingen uit alle oude volken en alle oude culturen nog vele mystieke en magische ervaringen meegemaakt. Zo zegt bijvoorbeeld Johannes Ruusbroeck, dat de zuivere agaat de behoefte die de ziel heeft, om aan zichzelf te werken, ondersteunt.. Het meditatief werken aan zichzelf op ritmische wijze door oefeningen van dag tot dag, van week tot week, van ontwikkeling tot ontwikkeling, zoals die in de levensloop van de mens optreden. Voor alle mensen in welke ontwikkeling of in welk cultuurtijdperk dan ook; de agaat is een heilige steen, een sterke en tegelijkertijd zachte inspirator, één van de edelste stenen, die men kan aanschouwen en ervaren.

Nog verschillende keren zullen we Jan van Ruusbroeck citeren (1293-1381), in onze eigen bewoordingen en omschrijvingen.

Johannes (Jan) van Ruusbroeck leefde tijdens zijn jonge jaren in Brussel en werd later studentenkapelaan. Toen hij ongeveer vijftig jaar werd, was hij misnoegd en teleurgesteld over de afleidingen van de stad en het kerkelijk instituut met zijn formalisme en misleidingen. Hij stichtte een contemplatieve gemeenschap in het vredige Brusselse woud, samen met een oom en een vriend. Daar leefde hij nog ongeveer veertig jaar in meditatie, aanbidding en contemplatie. Zijn levenswijze was vervuld met nederigheid en praktisch eerbetoon. Hij beschreef deze in zijn talrijke geschriften zoals: Die chierheit der gheestiker brulocht, Het hantvingerherlijn of Vanden blinckende steene, Van seven trappen in de groet der geestelijke minne, (hier zien we zeven trappen in de spirituele ontwikkeling in vergelijking met de geestelijke reis doorheen de zeven chakra’s als bewustzijnsniveaus), Een spiegel der eeuwigher salicheit (een spiegel van de eeuwige zaligheid), enzovoort. Er zijn nog vele mystieke boeken van hem verschenen. Hij mediteerde vooral in de sferen van het geestelijk huwelijk (de mens die versmelt met de Ene, grote Bron van alle leven) en hij spreekt over ‘de komst van onze Bruidegom’. Ikzelf spreek ook over de grote Bruid of kosmische moeder, en van het vuur der liefde. Nochtans zijn Johannes zijn beschrijvingen van zijn mystieke ervaringen soms koel en koud in plaats van hartstochtelijk en extatisch.

Ruusbroeck onderscheidt drie stadia in de mystieke beleving. De eerste is het actieve leven, de zedelijke zuivering, ten dienste staan van de mensen. Onder de grote mystieken legt Ruusbroeck sterk de nadruk op dienstbetoon. Het tweede stadium is natuurlijk het innerlijk leven, visioenen en openbaringen over handelen en gedrag (in India Karma-Bhakti-yoga genoemd) vormen de fundamenten voor het dagelijkse en spirituele leven. Hij spreekt over vele beelden, zoals die van het Goddelijke Licht  als de bron van Levend water en de Genade die de menselijke wil in vuur en vlam zet en de daadkracht versterkt. Het derde stadium is het transcendente leven, de vereniging met de Essentie van God, het contemplatieve leven, de extase van kennis, liefde en spirituele vreugde. Hij schrijft hierover: Het is onmogelijk God te worden en onze geschapen essentie te verliezen; wij zijn eerder overstelpt door liefde, één met God.

Maar tijdens de hoogste ervaringen in contemplatie, wanneer de ziel het terugvloeien in de goddelijke Eenheid ervaart, zonder afleidingen, is de ware innerlijke vrede werkzaam. Degene die dit bezit, is de ‘verlichte’ of ‘God-ziende’ mens.

De Kerk verleende Ruusbroeck (merkwaardig genoeg) de eretitel van Extatische Doctor.

Ruusbroeck volgde ook de scholingsweg die gaat doorheen de sferen die edelstenen uitstralen. Ruusbroeck heeft zijn verhelderende boek geschreven met beschouwingen over de twaalf edele stenen op de borstlap van de hogepriester. Hij spreekt over de twaalf edelstenen op de borstlap van de hogepriester als over de twaalf dimensies van de goddelijk-menselijke geest, die zich verheft tot één van de hoogste lichtwezens in het heelal, namelijk het Christuswezen. In het Bijbelse boek Exodus kunnen we de twaalf kristallen op het borstschild van de ingewijde priester doorschouwen. Twaalf wegen zijn er volgens zijn visioenen tot het Christuswezen, die kosmisch bepaald zijn voor bepaalde volkeren, voorbereid in het Oude Testament in de twaalf stammen van het joodse volk, die tot uitdrukking komen in de twaalf apostelen in het Nieuwe Testament, en dan spreekt hij over iedere steen, dat het een steen van Christus is. In de esoterie kennen we ook twaalf zintuigen in het menselijk zijn. En Ruusbroeck is daarbij meest geïnspireerd door de groene stenen. De jaspis, de groene steen, zo zegt Johannes Ruusbroeck, heeft een kleur die men in de plantenwereld aantreft (in de mens het stofwisselingsstelsel) en de planten stijgen op naar het licht. En dat moet de mensenziel ook doen, opstijgen naar het licht. En die krachten vindt men in de wereld van de edelstenen, die krachten die de opstijging naar het licht opwekken en bevorderen. (Hemelvaart van Christus). De jaspis is in den beginnen nog geheel ondoorzichtig. Wanneer hij doorzichtiger wordt, dan ziet men dat daar agaatvorming optreedt. We weten dat bij de agaten de driehoeksvorming het duidelijkst optreedt. Agaat is dan ook halfdoorzichtig. We zien kristallisatievorming in sommige agaten, waar dan bergkristal, of soms amethisten te voorschijn treden. De driehoekige vorm die voorkomt bij het bergkristal in de holte van de agaat, is het  oerfenomeen in de vormwereld van het licht, in de materie gedragen door hoge komische Lichtwezens. Deze stralen doorheen ons, vormen ons ten dele, wanneer we bijvoorbeeld bergkristal bij ons dragen, in onze aura’s en ‘fijnstoffelijke lichamen’.


We kennen in de esoterische inwijdingswegen en de antroposofische beschouwingswijzen, zoals reeds gezegd, twaalf zintuigen in verband met twaalf edelstenen; elk zintuig dient dan ook beschouwd te worden als een fijnstoffelijke poort met zijn overeenkomstige scholingsweg. Zo ook zien we kosmische krachten doorwerken via zintuigen, overeenkomstige planeten, metalen en edelstenen (kristallen).


Rudolf Steiner als doctor in de filosofie en oude ingewijde sprak over de ontwikkelingsgang van de mensheid als volgt; dat eenmaal in de aardgeschiedenis, die tegelijkertijd mensheidsgeschiedenis is, het stoffelijk lichaam van de mens gevormd werd en dat in diezelfde tijd de verschillende edelstenen gevormd werden en dat die vormende krachten, geestelijke krachten waren in het heelal die in de natuur de edelstenen schiepen en in de mens de zintuigorganen aanlegden. Rudolf Steiner als oorspronkelijke theosoof en later als ‘geestelijke vader’ van de antroposofie en de Steinerscholen, beschrijft verder, dat diamant, geologisch uitgedrukt, gevormd werd toen in de oertijden, in het midden van het mesozoïcum, uitgedrukt in het midden van de lemurische tijd (voor de Atlantische tijd dus) de aanleg tot het fysieke lichaam ontstond. Voor die ruime tijdschalen werd alles nog ontwikkeld in de fijnstoffelijke sferen en werelden. Het gehele fysieke lichaam moet als ‘zintuigorgaan’ beschouwd worden in zijn totaliteit en de diamant hangt samen met de aanleg daartoe. Zo spreken we over de voeten als over het ‘zintuigorgaan’ waarmee de saffier in samenhang moet worden gebracht. Zoals we weten kristalliseert de saffier zich zeszijdig uit. Het ruwe saffierkristal is in den beginne nog vaak wit en verandert dan naar steeds donkerder blauw. De saffier behoort bij de korundgroep en kent zijn verschillende kleuren: blauw en vele nuances, kleurloos, oranje, roze, geel, groen, violet en soms zelf zwart. De saffier is een merkwaardige steen die veel  gebruikt wordt bij het geestelijke reinigingsproces. Het is een magische steen die als geschenk twee mensen, zeer sterk in elkaar kan verweven in verschillende niveaus van hun mens-zijn.

Johannes Ruusbroeck schreef over de saffier. Het is in zijn beschouwingen de vijfde steen, hij brengt hem samen met Dan, de vijfde zoon van Jacob, de stam van Dan en vervolgens met de apostel Thomas (In onze tijd is het Thomas evangelie teruggevonden en in vele talen gepubliceerd.).


De opaal straalt zijn energie uit doorheen de longen (het ritmische ademhalingsstelsel). Daar valt al een energetische opstijging waar te nemen. Er zijn bepaalde longziekten die genezen kunnen worden door de energie van de opaal.

De robijn brengt Rudolf Steiner in verband met het ‘intuïtieorgaan’, met het hoogste zintuiglijke vermogen van de mens om intuïtief het hogere geestelijke leven waar te nemen.

De edelsteen Malachiet hoort dan bij het hart en de nieren, drie gevoelsorganen die worden doorstraald met energie van de planeet Venus (godin van de liefde en de edele kunsten) en het daarbij horende  metaal, het koper. Venus is ook de helderste planeet, die heeft haar stralend karakter. Maar al deze sferen worden stralender en zuiverder door de doorstroming van het licht van de zon.

De zon en het hart zijn in de sferen verweven met de edelstenen, de toermalijn. De hoogste krachten in de mens stromen doorheen ons vanuit de hoogste ‘zonnewezens’, de kracht van de zuivere onzelfzuchtige liefde, en die vindt haar evenbeeld in de toermalijn.

Zo schreef Johannes Ruusbroeck hierover; alle stenen werden als stenen van de Christus (of andere hoge zonnewezens) beschouwd. Men kan zich dus voorstellen dat al die stenen in zich dragen wat de toermalijn in zich verenigt. Hij is het middelpunt van de twaalfheid (ook op de borstlap van de hogepriesters), hij is de zonnesteen, zoals de zon het middelpunt is van de Dierenriem, zo is de toermalijn het middelpunt van de gesteentewereld.

De zon met zijn gouden stralen doorstroomt het menselijk hart en verlicht onze geesten doorheen de kruinen van onze hoofden (de bovenste chakra’s, ook wel duizendvoudige lotussen genoemd).

We dromen dan verder over het innerlijke goud in ons alchemistisch bewustzijn.

Rozekwarts behoort bij de hartchakra en brengt ons liefdevolle meditatie en kunstzinnige beleving.

De bergkristal en zijn energievelden brengen ons in meditatie en contemplatie naar de allerhoogste sferen met hun lichtende wezens en inspiraties tot in het wezen der verlichting, de Ene grote Bron van alle leven.


We willen nog enkele edelstenen en hun therapeutische waarden nader beschouwen.

Als eerste de labradoriet, een Amerikaanse naam, maar hij komt ook in Europa voor, zoals in Noorwegen. De labradoriet laat zich zien in alle kleuren, het meeste met een blauwige schemering, zoals we die op sommige vlindervleugels kunnen waarnemen. Ook bij de libel die rondvliegt langs meren en waterplassen. Het is een veldspaat, maar hij komt ook voor in kleuren zoals: groen, geel, violet, roze. Labradoriet is een iriserende steen, een kalk-natriumveldspaat, die soms doordrongen is met magneetijzererts of titaanijzer. Wanneer we de labradoriet in het licht heen en weer bewegen, zijn de vele kleurschakeringen te zien, die voorheen niet zichtbaar waren. Zo werkt de labradoriet ook in de aura of het energieveld van mensen en dieren, de kleurenenergie laat zich zien in de bewegingen. Labradoriet is de ‘spirituele beschermer’ en heeft genezende kwaliteiten. Wanneer een mens, een genezer, therapeut of een kind bijvoorbeeld, langere tijd hun energie verliezen in sferen, groepsaura’s van mensen of dieren of zelfs door aardgebonden lagere wezens, dan worden de chakra’s leeggezogen en ontstaan er zwakke plekken in de aura. Voor al die mensen is de labradoriet de meest genezende steen. De zwakke plekken zullen weer gevuld worden met natuurlijke en positieve levensenergie. Samen met een bergkristal blijft de energie ook in balans en wordt dan vernieuwd door de hogere levenssferen.

Voor de mensen met spirituele gaven en hun doorschijnende aura’s, volwassenen of kinderen, therapeuten of helderzienden, heeft de labradoriet dus genezende en beschermende eigenschappen.

Elke labradoriet is zo verschillend als de mens zelf. De overheersende kleuren zijn dan van belang. (zie de tabel op de volgende bladzijde). Rood; eerste chakra, de muladhara chakra, voor onze ‘wortels in moeder aarde’, doelbewustheid en positieve daadkracht. Geel; derde chakra, de manipura chakra, zonnevlecht, lichtkracht, levenswarmte, verwerken van ervaringen en gevoelens. Groenblauw; vierde chakra, het hart, de anahata chakra, ontwikkelingsdrang, liefdevolle groeikracht, vrijmaken en zuiveren van emoties. Lichtblauw; vijfde chakra, de keel, het geïnspireerde spreken, hogere kennis, rust, verdieping in het innerlijke leven. Violet en witte weerspiegelingen; derde oog, voorhoofdchakra, ajnachakra en ook de bovenste chakra op de kruin van het hoofd, de sahasrara chakra, vergeestelijking, meditatie, contemplatie, geestelijke verlichtingservaringen.


In het kort bekijken we nog drie andere culturen; de Indiaanse cultuur, de Afrikaanse en de Chinese.

De vele Indiaanse stammen kenden hun sterke natuurmagie, met edelstenen, talismannen en amuletten, en gebruikten bij feesten en rituelen verschillende natuurlijke bewustzijnsverruimende middelen bij hun inwijdingen. Zoals cannabis, cactussen of paddenstoelen. De stenen die ze gebruikten en nog steeds gebruiken, zijn de turkoois, de lapis-lazuli en de obsidiaan. In hun cultuur werden en worden deze stenen vooral gebruikt als genezers bij vele ziektebeelden, of als talismannen of amuletten, bij uitgebreide rituelen en inwijdingen.

In de Afrikaanse culturen vinden we spijtig genoeg nog vele vormen van zwarte magie, zowel rituele magie als magie met planten en spreuken. De tijgeroog, valkenoog en kattenoog zijn de steensoorten die veel gebruikt worden tegen de negatieve invloeden van zwarte magie en zwarte voodoopraktijken. Dit alles ten koste van de witte magie of hogere magie die wordt gebruikt ten dienste van de mensheid. Zo kennen we ook de witte voodoo inwijdingen en geneeskrachtige rituelen in Afrika. Dit alles behoort tot de karmische ontwikkelingen van de volkszielen van het Afrikaanse volk. Deze verschillende stenen worden natuurlijk in Afrika gevonden. Deze stenen zijn fijndradige kwartsen die met hoornblende-asbest zijn vergroeid. Tijgeroog is eigenlijk valkenoog dat door oxydatie van ijzer goudachtig is geworden. Het zijn stenen die in hun werkingen sterk samengaan. Wat men vindt bij deze gesteenten is wat genoemd wordt: chattoyeren. Het is een lijnenspel van het gesteente. Het is te zien aan de kwarts, die krokydoliet genoemd wordt als algemeen gesteente, en zo ook als kattenoog, valkenoog, tijgeroog, enzovoort. Als het in geel optreedt, dan heet het tijgeroog, als het groenig wordt, dan heet het kattenoog, en als het blauwig wordt, heet het valkenoog. Men kent ook een gesteente dat een mengsel is van tijgeroog met amethist. Daar ziet men ook weer datzelfde lichtspel in. (Kakoxenit).

Deze stenen geven zelfvertrouwen en versterken het verantwoordelijkheidsgevoel. De wilskracht en daadkracht worden op natuurlijke wijze bevordert. Deze stenen zijn dus heel goede beschermers tegen zwarte magie en negatieve invloeden waaraan mensen soms worden blootgesteld. De duistere energie gaat zo terug naar de afzenders en deze kijken dan in hun eigen ‘karmische spiegels’.

Valkenoog werkt in het bewustzijn als een omhoogstrevende kracht. Men zweeft in dromen en meditaties dan als een valk boven de negatieve sferen en kan deze doorschouwen en transformeren. Deze steen werkt zo ook voor ons.

De tijgeroog die nog meer bij onze onderste chakra’s behoort is weliswaar krachtiger tegen nog meer duistere en animale trillingen. In onze meditaties kunnen we deze ‘zien’ als de ‘heilige jaguar’ van de Inca’s, Maya’s, en Azteken, die de aanvallers verdrijft en hen angstig laat wegvluchten.


Als afronding kunnen we nog zeggen dat zoals de maansteen de droomsteen is van de Indiërs, de jade, de droomsteen is van de Chinezen. Wanneer hij doffer is, heet hij nefriet. Ze hebben dat merkwaardige uiterlijk van een bovenlaagje, waardoorheen de kleur schijnt. Hoe helderder groen, hoe kostbaarder de steen is. De Chinezen hebben er schitterende kunstvoorwerpen uit gesneden, beelden van goden en godinnen, talismannen en amuletten, en ook vele rituele voorwerpen die zij meegaven aan de doden. Nog steeds wordt jade in China veelvuldig gebruikt.

Tenslotte volgt hierna nog een verhelderende tabel.


ree




















-Karel Meul (in liefdevolle herinnering) 


Uitgegeven in de zomer van 2008

Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook, hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Deze tekst valt onder auteursrecht.

© 2025 door Hymn.Connected. Alle rechten voorbehouden.

bottom of page