top of page

5. De Goddelijke en Magische Vrouw in de Kunstzinnige Wereld.

De goddelijke en magische vrouw in de kunstzinnige wereld


In het boek Job uit de bijbel, kunnen we lezen hoe Jahweh zijn schepping creëert. Sofia als godin van de wijsheid zegt hierover:


Toen hij de grondvesten der aarde legde

was ik als lieveling aan zijn zijde

was louter verrukking dag in dag uit.


Sofia is het evenbeeld van de maagd Maria. In oude documenten wordt naar voren gebracht dat Jahweh zich in zijn schepping voor een wezenlijk deel door Sofia heeft laten leiden. Want Sofia en Maria zijn beiden bemiddelaarsters die ons tot God leiden. Maria als Gods bruid en Hemelkoningin neemt de plaats in van de oud testamentische Sofia.

In het apocriefe boek, de Wijsheid van Salomo (100 tot 50 v.Chr.) komt de aard van Sofia, evenals haar wereldvormend karakter als Maya, duidelijk te voorschijn. (Maya is een oud hindoe begrip dat de sluier van de onwetendheid bedoelt die zich bevindt tussen de mensen en hun eigen hogere en eeuwige Zelf of als naam God, Boeddha, enzovoort.

Sofia is als menslievende geest; de wijsheid. De wijsheid is de ‘werkmeesteres van alle dingen’. Ze gaat vertrouwelijk met God om, en de Heer van het Al bemint haar. In haar woont een redevolle heilige geest, ‘een ademtocht van de kracht van God’, een weerkaatsing van het eeuwige licht, een vlekkeloze spiegel van de goddelijke werking, een fijnstoffelijk wezen dat alle dingen doordringt. Deze Sofia, sluit aan bij de Cochma uit de Hebreeuwse wijsheidsliteratuur, maar stijgt hier ook bovenuit, zodat ze overeenkomsten vertoont met de Indische godin Sjakti, de gemalin van de dansende Shiva. Relaties en filosofische stromingen met India bestonden er immers indertijd door  ontmoetingen met de Ptolomaeërs.


De vrouw is de schepper van het heelal,

het heel-al is haar gedaante;

de vrouw is het fundament van de wereld,

zij is de ware gedaante van het lichaam.

Welke gedaante zij ook aanneemt,

die van een man of van een vrouw,

dat is de hoogste gedaante.

In de vrouw is de gedaante van alle dingen,

van alles in de wereld wat leeft en beweegt.

Er is geen juweel zeldzamer dan de vrouw,

geen toestand hoger dan die van de vrouw.

Er is, er was en er zal niet zijn

een lot dat dat van een vrouw kan evenaren;

geen koninkrijk, geen rijkdom

die met een vrouw kan worden vergeleken.

Er is, er was en er zal niet zijn

enige heilige plaats die als een vrouw is.

Er is geen gebed dat een vrouw kan evenaren.

Er is, er was en er zal niet zijn

een yoga, vergelijkbaar met een vrouw,

geen mystieke spreuk, geen ascetische leefregel

die tegen een vrouw op kan.

Er zijn, er waren en er zullen geen rijkdommen zijn

waardevoller dan een vrouw.

Saktisangama Tantra


In de spreuken van Salomo zien we een Griekse invloed die via Klein-Azië of via Alexandrië het joodse gebied heeft bereikt. Het is het idee van de Sofia of Sapiëntia Dei (Wijsheid Gods), een goddelijk wezen van vrouwelijke aard, ervaren als een spirituele realiteit, al vóór de schepping bestaand.


De Heer schiep mij, eersteling van zijn bestiering,

als begin van zijn werken, lang geleden.

Vanaf de eeuwigheid ben ik gevormd,

vanaf de aanvang, voor de oorsprong der wereld.

Nog voordat de zeeën bestonden, werd ik geboren,

Nog vóór de bronnen, rijk aan water.


Sofia openbaart ons een diepgaande kennis over de donkere of duistere zijden van de godin. In de esoterische astrologie, de donkere kant van de maan genoemd. De godin verwekt haar vernietigende energieën, richt zich tegen het mannelijke en haar eigen schepping. Zij vernietigt, om terug te kunnen scheppen. In haar zonzijde heeft de aartsengel moeder Sofia hemelse stralende zonnesferen, die ze liefdevol uitstraalt. Weer zien we de overeenkomsten met de duistere en tegelijkertijd scheppende Indiase godin Kali en ook met de godin Shakti, de gemalin en vrouwelijke zijde van de god Shiva, Shiva is schepper en vernietiger tegelijkertijd.

In voor historische en vroeg historische tijden van menselijke ontwikkeling en spiritualiteit kenden we religies waarin de Allerhoogste God vrouwelijk aan ons verscheen. De grote Godin werd over heel de wereld vereerd, ver voor Neolithische tijden. Sommige geleerden gaan over het aanbidden van de grote godin nog verder terug in het verleden, nl. in de laatste periode van de Paleolithische tijd, ongeveer 25 000 jaar voor Christus. Aanbidding van de grote kosmische godin is vandaag de dag verzonken in het collectieve onbewuste. In die aller-vroegste tijdschalen, was er nog geen ontwikkeling aan het werk om het ik-bewustzijn van de mensen op te bouwen. Vrouwen, mannen en kinderen leefden in een betoverende magische eenheid, is de sferen van de Godin, in de vormen van een matriarchale samenleving. Denken we bijvoorbeeld aan het opgegraven beeld van de Venus van Willendorf uit het Opper Paleolithicum van 20 000 tot 10 000 v. Chr.

Tot ongeveer 3000 v.Chr. werd moeder aarde vereerd en aanbeden op Kreta (hoogstaande Minoische cultuur) en tevens ook in Griekenland. Vanuit de Griekse mythologie ‘spreken’ nog steeds vele godinnen tot ons.


Paulus, als gezant van de huidige christelijke patriarchale religie, veroordeelde de aanbidding van de Grote Godin Artemis (met de vele borsten als symbool van haar vruchtbaarheid) in Efeze (Westkust van Turkije). Efeze werd bewaard sinds het Bronzen Tijdperk. Volgens een oude legende werd de stad gesticht door vrouwelijke krijgers, Amazonen genoemd. In 2000 v.Chr. luidde de naam van de stad “Apasas” wat “de stad van de moedergodin” betekent. Tegenwoordig staat er nog een grote kopie van deze godin, de kleinaziatische Artemis, als Al-Voedster, in het Islamitische stadje Selçuk bij Efeze.

Een overweldigend mythologisch verhaal dat de transcendente energie van de liefde helder beschrijft, gaat over de godin Isis en haar geliefde God Osiris in het oude Egypte. Isis behoort tot de enneade van Heliopolis. Binnen deze groep van goden is zij onafscheidelijk verbonden met Osiris. Isis de Oud-Egyptische godin, was mogelijk de personificatie van de troon (haar naam wordt geschreven met de hiëroglief voor troon). Zij werd vereerd als goddelijke moeder (archetype), trouwe metgezellin van Osiris en toegewijde moeder van de god Horus.

De Osirismythen verhalen hoe Isis op zoek gaat naar het dode lichaam van haar gemaal Osiris, die door zijn broer Seth werd vermoord, en bij haar overleden echtgenoot haar zoon Horus ontvangt.

Dit kunnen we zien als een zeer sterk zinnebeeld van spirituele wedergeboorte en kosmische rechtvaardigheid. Isis vindt op magische wijze de plek waar de fallus en scheppingskracht van haar geliefde Osiris nog steeds levend zijn en verenigt zich daarmee. Zij brengt haar kind ter wereld in de moerassen van Chemnis in de Nijldelta, waar zij hem in het geheim opvoedt om hem te onttrekken aan de listen van Seth. Zij weet Osiris op te wekken uit de dood, wat haar tot beschermster van de doden maakt. Haar worden dus vele magische krachten toegeschreven, waardoor zij zelfs de zonnegod om de tuin leidt. Isis wordt voorgesteld als een vrouw met op het hoofd een tussen koehorens gevatte zonneschijf (naar analogie met Hathor). Bekend is ook de afbeelding van Isis met Harpokratès (het kind Horus) op de schoot. Deze afbeeldingen stonden als basis voor de latere mariabeelden met het Jezuskind op de schoot in de Christelijke religie. Isis was één van de populairste godinnen in geheel Egypte, tot ver in de Romeinse tijd. Ook daar nog werd ze vereerd door vele volgelingen, priesters en priesteressen. Hoewel ‘de adel’ uit de Romeinse klassen het de vrouwen of priesteressen kwalijk namen, wanneer deze zich soms wijdden aan zuiverings- en kuisheidsrituelen. Er werden vele prachtige tempels voor haar gebouwd en in de hellenistische periode was Isis beschermster van de zeelieden. Osiris, wiens naam betekent; ‘zetel van het oog’ (of derde oog), als ingewijde, veroverde vele harten door zijn menselijke eigenschappen. In Beneden-Egypte was het centrum van zijn cultus, de stad Boesiris, in de Nijldelta (tegenwoordig Aboesir). Hier neemt Osiris bepaalde trekken over van de lokale god Anezti, beschermer van de geitenherders. Aan deze God ontleent hij ook enkele attributen als de herdersstaf en de zweep. Als ‘goede herder’ is hij koningsgod.

Zo zien we ook zijn gedaante en masker gedragen worden door de jonge farao Toetanchamon.

In één van de Osirismythen wordt Osiris opnieuw door Seth vermoord. Deze snijdt het lijk in veertien stukken en begraaft die op verschillende plaatsen (de Osiris-graven). Bij deze graven groeien heilige bomen en wouden. Vandaar dat Osiris ook wordt vereerd als god van de vegetatie, de vruchtbare aarde, het water, en ook van de

wassende maan en de overstroming van de Nijl. Maar bovenal is hij de personificatie van het goddelijke leven dat spontaan uit de dood verrijst. Het goddelijke kind Horus zal later de dood van zijn vader wreken. Intussen is Osiris de heerser van het dodenrijk geworden. Hier beheerst hij het dodengezicht, waarbij het hart van de overledene wordt gewogen met als tegengewicht het embleem van Maat. Osiris wordt vaak afgebeeld als mummie met opgerichte fallus, wat wijst op verwekkende kracht.


Horus, de zoon van Isis en Osiris, was oorspronkelijk een hemelgod, heerser over de hemel en de sterren. Hij verschijnt, ook in sommige meditatieve ervaringen, in de gedaante van een valk waarvan de ogen zon en maan symboliseren. We zien hier ook de vergelijkingen in de symbolentaal van de latere alchemie (zon en maan en hun figuurlijke vereniging) en de zon- en maanenergieën bij de Hatha-yoga. Horus betekent eigenlijk ‘hij die boven is’ of ‘hij die veraf is’. Al vroeg is hij de god en beschermer van de Egyptische koningen die op aarde Horus incarneren en diens naam in hun eigen naam opnemen. Horus wordt in de enneade van Heliopolis met Re versmolten tot Re-Harachte. Hij wordt ook als een zoon van Hathor beschouwd. In één van de Egyptische mythen voert hij strijd tegen Seth. Dat leidt tot verdeling van hun machtssferen, waarbij Horus Beneden-Egypte en Seth Boven-Egypte krijgt. In een symbolisch rechtsgeding voor de goden zal Horus als erfgenaam van zijn vader worden erkend. Horus werd in vele gedaanten vereerd: als Harachte, Harmerti, Haroëries, Harpokratès en Harsiësis. Door de Grieken wordt hij gelijkgesteld met Apolloon. In de Egyptische stad Idfoe, tussen Luxor en Aswan, staat de nog goed bewaarde Horustempel (begonnen 237 v.Chr, voltooid 57 v.Chr), met voorstellingen en inscripties van de Osiris-mythen.

De vier zonen van de Egyptische god Horus, de Horuskinderen genoemd, begeleiden de overledenen bij hun tocht naar het hiernamaals. Zij beschermen de canopen (urnen waarin de ingewanden van de mummies worden geconserveerd). Hun hoofd of kop wordt afgebeeld op de deksels van de canopen: Imset als mens op de urne van de lever, Hapi als aap op die van de longen, Duamutef als jakhals op die van de maag en Kebechsenef als valk op die voor de organen van het onderlijf. Zij vertegenwoordigen de vier hemelstreken en worden ook op de hoeken van de doodskist afgebeeld. Er werden in de praktijk van de mummificatie uitgebreide rituelen uitgevoerd. Vele hiervan kunnen we nalezen en bestuderen in het Egyptische dodenboek. Leerlingen werden neofieten genoemd en dienden vele inwijdingen te ondergaan alvorens zij adepten of ingewijden werden in het priesterschap of andere spirituele functies. Priesteressen werden jarenlang ingewijd en genoten dezelfde rechten en plichten als hun mannelijke verwanten.


De goddelijke of magische vrouw kan zich ook openbaren als de Muze.


Muzen of Miousai zijn in de Griekse mythologie dochters van Zeus en Mnémosyné (godin van de herinnering).

Deze herinnering, als inspiratiebron uit het collectieve onbewuste, is voor de mannelijke kunstenaar een hele ervaringswereld van vrouwelijke energieën en krachtvelden. In de dieptepsychologie worden deze zielepatronen de anima genoemd. Voor de vrouw worden alle scheppende mannelijke fijnstoffelijke verschijnselen die zich aan haar voordoen de animus genoemd. De muzen waren oorspronkelijk godinnen van de zang, later ook van kunst en wetenschap. Hun aantal bedraagt gewoonlijk negen. Homèros noemt dat aantal wel, maar niet de namen.

Meestal roept hij de Muzen aan, zo in het begin van de Ilias en de Odysseia. De Muzen verblijven dikwijls op de Olympos, waar zij de goden vermaken. Ook vertoeven zij op de Helikoon (thans het gebergte Zagora in Midden-Griekenland) waar ze in de etherische sferen nog steeds samenwerken, en bij de muzenbron Hippokrene, en op de Parnassos. Hun leider is de god Apolloon. Apolloon is een zoon van Zeus en Lètoo. Hij werd samen met zijn tweelingzuster Artemis geboren op het eiland Delos. Apolloon is bij de Grieken de god van het goede en het schone. Hij personificeert de harmonische rust, handhaaft recht en orde en brengt de katharsis (de reiniging van het geweten). Zo kunnen we de samenwerking doorschouwen tussen Apolloon en de Muzen als dochters van de godin van de herinnering en hoe ze doorwerken in de diepe zielestructuren van kunstzinnige mensen, des te sterker naarmate ze zich verheffen en in het boven-bewustzijn van de geïnspireerde mens en zo te voorschijn treden.

Met zijn zilveren boog en pijlen treft Apolloon de overmoedigen en hij kan dood en verderf zaaien. Maar hij brengt ook genezing (Asklèpios is zijn zoon). Hij is tevens god van de wijsheid, het licht, de muziek en de poëzie en de heer der Muzen.

Vóór alles is hij echter een orakelgod, die de wil van de goden openbaart. Speciaal in het heilige Delphi maar ook op tal van andere plaatsen sprak hij tot de mens bij monde van orakelverklarende priesters en priesteressen. Zijn titel Phoibos (de stralende) is wel een van de meest verbreide en zou wijzen op zijn functie als zonnegod.De eros van de Muzen is op henzelf gericht.

Zij verleiden mannen niet omdat ze verliefd op hen zijn, maar omdat ze ernaar streven door hen aanbeden te worden, door hun hart en hun ziel te betoveren. Zulke Muzen beroven mannen hun ziel, terwijl zij zelf zo koud en onverschillig blijven als de duisternis van de afnemende maan. De duistere kanten van de Muzen zijn verweven met de kracht van de godin Hekaté; zij was oorspronkelijk een kleinaziatische godin wier cultus later naar Griekenland kwam. Zij geldt als een Titanenkind (dochter van Zeus, Déméter of Perse). Zij is tevens godin van de onderwereld en van de nieuwe maan (en als zodanig geïndentificeerd met Artemis). Sinds de 5de eeuw voor Chr. wordt zij vooral vereerd als godin van hekserij en toverkunst. Zij helpt heksen bij het bereiden van hun gifkruid en waart met huilende honden ’s nachts over de graven op kerkhoven en elders. Haar altaren stonden voor menige woning en vooral op driesprongen, vandaar haar Latijnse bijnaam Trivia (van de driesprong).

Daar werden haar o.a. honing en honden geofferd. Hekaté wordt uitgebeeld met drie lichamen of drie hoofden.

In de elfde eeuw werd Diana, de klassieke maangodin met wie de heksenkoningin Hekaté veel overeenkomsten vertoont, vereenzelvigd met Holda, een Germaanse vruchtbaarheidsgodin.

Eén van de gedaantes van Diana, door de Grieken Artemis genoemd, was die van veelborstig symbool van vruchtbaarheid. Buiten kijf staat dat de verering van Diana – de personificatie van de positieve aspecten van de maankrachten, zoals Hekaté de negatieve dimensies vertegen-woordigt – nog lang na de overwinning van het christendom op het heidendom voortleefde.

We kunnen ons de maanaspecten voorstellen van Hekaté, Koningin van Hades, bloeddrinkster, heerseres van de nacht en godin van de heksen van Thessalië.

Cerberus, de honddemon van Hades, de onderwereld uit de klassieke mythologie, was het archetype van de helhonden, de gezellen van Hekaté, godin van de hekserij. Toch worden ook bij Hekaté haar duistere zijden verlicht, wanneer ze als enige trouw blijft aan Zeus, bij de Titanenrebellie. Zeus beloont haar hiervoor met de macht over hemel, zee en aarde. Vissers, jagers en herders staan onder haar bescherming.

De verschijningsvormen van de Muzen zijn ontelbaar. Het ‘wezen van de muze’ kan zowel inspirerend als demonisch zijn. Het was in de sferen van de antieke Europese tijd dat de Godin de inspirator en Muze van kunstenaars, dichters en zangers werd. Veel mythen en symbolen in schilderingen, poëzie en liederen, geïnspireerd door de Muze, waren tot ontwikkeling gekomen in de Mesopotamische landen. De fundamentele symbolen die bewaard zijn gebleven gaan over de Drievoudige godin: ‘Diana tussen het groene lover, Luna die zo helder schijnt, Persephone in de onderwereld’, (Skelton, Garland of Laurel). Hierover schreef William Blake; ‘O! Hoe droomde ik van onmogelijke dingen.’. De mythe is de collectieve droom van onmogelijke dingen, terwijl de droom de persoonlijke mythe is die over onmogelijke dingen vertelt.


Persephoné is de Griekse godin van het dodenrijk, dochter van Zeus en Déméter. Zij wordt door de god van de onderwereld Hades geschaakt terwijl ze als jong meisje bloemen plukt. Hij neemt haar mee naar zijn dodenrijk zonder dat iemand de roof merkt en huwt haar. Sindsdien wordt zij door Déméter gezocht en wanneer deze van de zonnegod Hélios verneemt dat Persephoné in het dodenrijk verblijft, treft zij de aarde met onvruchtbaarheid. Daarop zendt Zeus zijn bode Hermés naar Hades, die Persephoné naar de aarde moet zenden. Hades laat haar gaan op voorwaarde dat zij een derde deel van het jaar in het dodenrijk zal verblijven, bij haar echtgenoot Pluto. Persephoné, ook Koré (meisje) genoemd, werd met haar moeder in het bijzonder vereerd in de Eleusinische mysteries.


Luna is een Romeinse maangodin (vereenzelvigd met de Griekse Seléné) en een zuster van de zonnegod Sol. Later wordt zij geïdentificeerd met Diana en Hekaté.


Diana is de Ouditalische godin van de vruchtbaarheid en vegetatie, tevens maangodin en werd vooral vereerd in heilige bossen en vanouds vereenzelvigd met de Griekse Artemis (o.a. als godin van de jacht). Vanuit esoterische perspectieven beschouwd komen er vele spirituele lichtende wezens samen in de lichtende zijde van de maan. Oude ‘Meesters’, engelen en aartsengelen, de ‘Wereldleraren’ en hoge intelligenties werken samen, via de heldere zijde van de maan, diepgaand in op de zuiverheid van de mensheid en de wereld-ontwikkeling.

Diana werkt ook vanuit deze sferen als beschermster van het vrouwelijke leven. Haar naam wordt verklaard uit ‘Diviana’ (=de lichtende). Ze kreeg een tempel in de volksbuurt op de beboste Aventijnse heuvel te Rome, waar zij vooral werd vereerd door de lagere volksklasse (het plebs) en gold als schutsgodin van de slaven. Diana wordt voorgesteld als jageres, met opgeschort kleed en pijlkoker, vergezeld van een hinde.


Artemis als Griekse godin van de jacht, de maan en de vruchtbaarheid, beschermt vrouwen in barensnood. Als Lochia is het ‘zij die verlost’. Vergezeld van nimfen dwaalt zij rond door bergen, bossen en velden en beschermt zij de dieren, maar ook gaat zij op jacht en doodt ze.

Eén van haar oudste kenmerken is die van de doodsgodin en in de oudste tijden werden haar zelfs mensenoffers gebracht (in Tauris). Haar vermaarde heiligdom, het Artemisium, bevond zich buiten Griekenland, te Efeze. Hier was zij uitgebeeld met talrijke borsten als teken van haar creatieve macht.


Vanuit de lichte heldere zijde van de maan doorschouwen we de verlichte zuivere geest van de Muze, zoals we kunnen ervaren in de goddelijke komedie van Danté. Danté koos Beatrice als zijn muze. Zij was het zuivere licht dat de kunstenaar uit de duistere afgrond van de Hel door het Vagevuur naar de eeuwige Bron van alle leven leidde. ‘Een wilde engel was aan hem verschenen, de engel van de sterfelijke jeugd en schoonheid, een gezant uit de schone hoven des levens, om in een ogenblik van extase voor hem de poorten te openen van alle wegen van dwalingen en glorie.’


Zo zijn de Kunstenaar en zijn Muze elkaars weerspiegelingen vanuit het aardse leven tot in de allerhoogste sferen van de Oneindige kosmische Bron van alle leven.


Als nabeschouwing verdiepen we ons nog verder in Plato en neoplatonisme in de kunstzinnige wereld. Maar eerst gaat het terug over Plato’s leraar en inwijder Socrates.


Socrates (469-399 v.Chr)

Herhaling: Socrates heeft geheime inwijdingen aan zijn leerling Plato doorgegeven. Toen het orakel van Delphi Socrates de wijste man in Griekenland noemde, begon hij anderen met een reputatie van wijsheid te ondervragen en hun pretenties aan de kaak te stellen. En dan waren er zijn heftige kritieken op de democratie van die tijd. Hoe kon het gebeuren dat Athena, het eerste bolwerk van de democratie, haar eigen principes geweld aandeed door een filosoof te veroordelen om zijn non-conformistische opvattingen en leerstellingen.

Socrates stierf door de gifbeker, met een drank uit gevlekte scheerling. Zijn laatste uren zijn aan ons bekend door de dialoog “Phaedon” van zijn leerling Plato. De gifdrank was bereid uit de onrijpe vruchten van de gevlekte scheerling (conium maculatum). Het gif veroorzaakt de verlamming van de skeletspieren en tenslotte van het ademhalings-centrum, waardoor de dood plotseling intreedt. Meestal blijft het bewustzijn tot het allerlaatste intact. Socrates beleefde zijn laatste levensjaren in zijn villa in Ephesus.


Plato (426-347 v.Chr)

Plato was geïnspireerd door de leringen van Socrates. Contact met de pythagoreeërs in Magna Graecia toonde hem dat wij in de meetkunde met stellingen te maken hebben die nooit meer dan bij benadering waar zijn wat betreft de zichtbare wereld, maar absoluut en onveranderlijk waar wat betreft de driehoeken en cirkels die wij al denkend kunnen aanschouwen. Zo kwam hij tot zijn theorie der Vormen (of Ideeën). In de republiek vergelijkt hij de mensheid met gevangenen in een ondergrondse grot, die verdwaast naar de schaduwen op de muren kijken.

De filosoof is de man die zichzelf bevrijdt en zo in het daglicht komt. Eerst wordt hij verblindt door de glans, maar langzamerhand raken zijn ogen gewend aan het daglicht en ziet hij voorwerpen, geen schaduwen, en hij kent de schaduwen voor wat ze zijn. Als hij dan in de grot terugkeert en de gevangenen vertelt dat zij in een wereld van illusies leven, geloven zij hem niet en hij wordt uitgelachen. Maar ondanks alles teruggaan naar het licht moet hij. De ziel die de Vormen kent, moet zelf onsterfelijk zijn aangezien deze zo eeuwig zijn en slechts gelijken hun gelijken kunnen herkennen.

Plato bracht in Meno en Phaeda een doctrine van de overpeinzing of herinnering naar voren. De ziel heeft de Vormen voor de geboorte gekend, ‘maar onze geboorte is slechts een slaap en een vergeten’ en materiële voorwerpen kunnen ons dienen als herinnering aan eeuwige waarheden. Plato nam van de pythagoreeërs de doctrine van zielsverhuizing en reïncarnatie over.

Hij zette de onsterfelijkheid van de ziel in mythische vorm uiteen aan het einde van Phaeda en De republiek. Maar de ziel heeft zelf een redelijk en een niet redelijk element, en het schijnt dat uiteindelijk alleen de redelijke ziel overleeft. Het is merkwaardig dat in de theosofische vereniging en de antroposofie vanuit het karmaonderzoek Kuthumi als de geestelijke inspirator wordt beschouwd als de reïncarnatie van Pythagoras zelf. Terwijl we hier dan spreken in de tijdsperiode van de twintigste eeuw. Het streven van de ziel naar hogere ervaringen wordt Eros of Liefde genoemd. Plato geeft er een verhandeling over in Phaedrus en Het Symposium, (over de platonische liefde dus). In dit laatste boek is de uiteindelijke visie die van de schoonheid.

Hieruit een boeiende passage; ‘Wie zich tot zover op het gebied der liefde heeft laten voeren door zijn geleider, schouwend op zijn tocht al het schone, het ene na het andere in de juiste rangorde, die zal eindelijk, Eros laatste inwijding nabij, plotseling in volle helderheid een schoonheid van wonderbaarlijke aard aanschouwen… die allereerst eeuwig is en noch ontstaat, noch vergaat, noch groeit, noch uitbloeit, verder niet deels schoon, deels onschoon, niet nu eens wel schoon, dan weer niet of naast het ene schoon, naast het ander onschoon en ook niet hier schoon en elders onschoon. En ook zal de schoonheid hem niet verschijnen als een gelaat of als handen of als iets anders van een lichaam, evenmin als een bepaalde stelregel af een bepaalde wetenschap en ook niet ergens in een bepaalde zijnsvorm, bijvoorbeeld in een levend wezen hetzij op aarde, hetzij in de hemel of in iets anders, nee, zelf op zichzelf, met zichzelf steeds meervoudig, terwijl alle andere schoonheidsvormen daaraan deel hebben op een wijze, die bij benadering aldus is te beschrijven. Terwijl alle andere vormen van schoonheid ontstaan en vergaan, neemt zij in geen enkel opzicht toe of af, noch is zij gevoelig voor enige invloed. … Acht u dit een minderwaardig bestaan, het leven van zulk een man die steeds daarheen zijn blikken richt en die heerlijke schoonheid steeds met het daarvoor bestemde orgaan (de geest) aanschouwt en altijd daar in opgaat? Of beseft u niet dat het alleen daar hem te beurt zal vallen – dus alleen in de aanschouwing van het schone met het enige oog, waarmee het is te aanschouwen (derde oog of voorhoofdchakra) – om voort te brengen, maar dan geen schijnbeelden van waarden – hij is immers niet met een schijnbeeld in beroering – maar echte, omdat hij in beroering is met de waarheid. En dat het hem, die ware deugd heeft voortgebracht en opgekweekt, beschoren is de welgevalligheid der goden te verwerven en, zo iemand, zeker hij, onsterfelijk wordt? (Symposium 210 E-212 A)

Zeer duidelijke parallellen van soortgelijke ervaringen kunnen we ook aantreffen in het werk van Dante in de Goddelijke Komedie. Hierin is de geleidster of geliefde ingewijde natuurlijk Beatrice. Merkwaardig ook wanneer we beschouwen dat Dante in de middeleeuwse tijd, Beatrice slechts enkele malen had gezien als toeschouwster in zijn sociale leven.

In Theaetetus (176 A-B) schreef Plato dat wij de aarde wegens haar

onvolkomenheden, zo snel mogelijk moesten trachten te ontsnappen naar de plaats waar de goden en godinnen wonen. Ontsnappen betekent rechtschapenheid en vroomheid te combineren met wijsheid. Dit begrip van ‘aan God gelijk zijn’ is in vele mysteriescholen en esoterische religies terug te vinden. Men spreekt dan over de androgyne God-Mens. De goddelijke mens leeft in de hoogste vormen van bewustzijn en vervult zijn aardse ‘verplichtingen’ met vreugde en toewijding.

Plato’s meest invloedrijke werk op het daarna volgend religieus denken was Timaeus, een soort scheppingslied. De goddelijke Vakman is goed en wenst dat alle dingen hem gelijk zijn. Dus brengt hij orde uit de chaos tevoorschijn en fabriceert een wereldziel, ook de anima mundus genoemd; zodoende is de kosmos een levend schepsel dat begiftigd is met levende wezens en intelligentie. Deze kosmische filosofieën klinken sterk verwant aan de inspiraties van de Vrijmetselarij met de grote Bouwmeester en het scheppende werk in de materie. Deze wortels vinden we ook terug in de oude Egyptische zonnemysterieën. Het materiële heelal houdt vuur en aarde in om zichtbaar en tastbaar te worden, en de andere elementen om er verhouding aan te geven. De Vader en de Kosmische godin (uit de Tantramystiek) scheppen de goddelijke hemellichamen, de zichtbare goden en godinnen, en vertrouwen hen toe het sterfelijk deel van de mens te scheppen, zelf scheppen zij, van wat overgebleven is van de schepping der wereldziel, zoveel zielen als er sterren zijn.

Fysieke voorwerpen worden door de indruk van Vormen op de materie gemaakt, binnen de voedingsbodem van de ruimte. Het vitale aspect van de Timaens-kosmologie is dat de ziel de werelden van Zijn en Worden overbrugt.


Plato stond met zijn overeenkomstige ideeën eigenlijk aan de wortel van bijna de gehele westerse mystieke filosofie.


Het neoplatonisme als wijsgerig stelsel vormt een diepzinnige synthese van de filosofieën van de klassieke oudheid. Het kende zijn hoogtepunten rond de 3de tot 6de eeuw na Chr.. Het was een samenbundeling van de theoretische leer van de pre-socratici, sofisten; Socrates die zijn inwijdingen had doorgegeven aan Plato, en Aristoteles die ook leringen van Plato had meegekregen en Alexander de Grote werd beïnvloed met deze leringen. Anderzijds zijn er vele invloeden van de praktische filosofie te zien, zoals van het Scepticisme, de Stoa en het Epicurisme. Uit de beschouwingen van de epistemologie en de ontologie van Plato, erkende Platinus (als grootste vertegenwoordiger van het neoplatonisme rond 204 tot 270 na Chr.), het dualisme over een bovenzinnelijke wereld van ideeën en een daaraan ondergeschikte zichtbare wereld. Hij beschreef een hiërarchische ordening in het heelal, de ‘trappen van emanatie’; Als topervaring van alle voorstellingen en beginselen is er het Ene, dat het Absolute is.

Alles vloeit vanuit deze goddelijke vorm en streeft bewust of onbewust naar de hereniging hiermee. Het eerste wat geëmaneerd is, is het goddelijke principe  (Nous of geest) daarna volgt de wereldziel (Psyche) en uiteindelijk de materiële wereld (Kosmos). Platinus preekte over de hereniging met het Ene, het uiteindelijke doel. Dit kon ook via de materie, en de zuivere mens kan door geestelijke toewijding en extase de spirituele verlossing bereiken.

In de middeleeuwen hadden de inspiraties van Aristoteles een centrale functie. In de vijftiende eeuw maakte de filosofie van Plato en vooral het neoplatonisme een sterke en nieuwe wederopbloei mee. Men was zich toentertijd niet volledig bewust over het feit dat het neoplatonisme en de oorspronkelijke Platoonse filosofie uit andere ‘kosmische sferen’ waren gegroeid. Marsilio Ficino werd op 19 oktober 1433 in Eigline Valdarno geboren. Hij was de zoon van de lijfarts van Cosimo de Medici. Zijn universitaire studies maakte hij nooit af, maar hij doceerde later wel aan de universiteit van Florence . Ficino vertaalde als eerste alle werken van Plato en Platinus in het Latijn. De villa in Carregi werd de ontmoetingsplek van de Platoonse Academie en Ficino was de inwijder en inspirator hiervan.

We kunnen vanuit helderziende waarnemingen doorzien hoe hier gereïncarneerde geesten (mensenzielen) elkaar terug konden ontmoeten in een andere cultuurperiode. De leden van de academie vierden jaarlijks op rituele wijze de verjaardag van Plato. De Villa (of tempel) bezat naast de gewone tuin ook nog een geheime tuin voor meditatie en inwijdingen.

Marsilio Ficino en zijn mystieke denkbeelden hebben tot ver na de Renaissance de kunst en de literatuur beïnvloed.

Michelangelo Buonarotti en Botticelli werden sterk geïnspireerd door de filosofie die Marsilio Finico ontwikkelde.

Finico werd later tot priester gewijd en voelde het als zijn roeping om het neoplatonisme en het Christendom met elkaar te verzoenen.

Sandro Botticelli (1444-1510) als kunstenaar in Italië geeft prachtige voorbeelden van neoplatonische invloeden in zijn kunstwerken. Zijn Primavera was een opdracht van Lorenzo de Pierfrancesco de Medici, een leerling van Ficino. De familie de Medici was toentertijd een machtige rijke familie die hun invloeden lieten gelden in vele niveaus in het Italië van die tijd.

Finico, als spirituele inwijder, vertaalde dus als eerste alle werken van Plato en Platinus in het Latijn, en had vele leerlingen, ook onder de familie de Medici.

De Primavera van Sandro Botticelli is een symbolische neoplatonische allegorie, geïnspireerd naar enkele gedichten van Politianus. Mercurius, astrologisch verbonden met het vloeibare metaal kwik, die de Rede voorstelt, plukt vruchten van een boom: zo zal de rede van de jonge Lorenzo de Medici tot vrucht komen als deze zich verenigt met humane cultuur. We zien vanuit het geestelijke schouwen hoe toen diepgaande mystiek-magische rituelen werden voltrokken tussen de mystieke schilder, zijn opdrachtgever, en oude mythologische symbolische belevingen. Drie doorschijnende ‘fijnstoffelijke’ Gratiën stellen de pracht, de jeugd en het geluk voor, of gratie, schoonheid en geloof.

Tegelijkertijd zijn zij met Venus verbonden. Venus als godin van de liefde en de zuivere kunsten als symbool voor het hart der mensen (de hartchakra of anahata-chakra). Men kan ook spreken over de verdeling van de goddelijke Eénheid en Liefde doorheen de godin Venus in de Drie Gratiën. Zwevend boven het hoofd van Venus richt Cupido zijn drie pijlen: ook de Drie Gratiën moeten door liefde naar God streven, door Eros omhoog streven naar het goddelijke. Aan de andere zijde zien we Zephyrus, de Westenwind, aan de ondergaande zon met de nimf Flora, die gezuiverd is tot serene godin met haar betoverend kleed van bloemen. Nog een schilderij van Botticelli, De geboorte van Venus, heeft enkele ideeën van Politianus, maar Ficino heeft hier sterkere invloeden uitgeoefend. Het is een allegorie over de geboorte van de schoonheid in het wezen van het heelal, de hogere geest van de mens en natuurlijk in de materie en de stoffelijke wereld, in schilderverf en doek, maar ook in de sociale cultuur van die tijd.

In een oude mythe castreerde Saturnus (die vanuit de hogere sferen zijn energie bij de mens laat binnenstromen via het achterhoofd en deze eindigen in het menselijk skelet en in het metaal lood tot diep in de minerale wereld van de aarde, de onderste chakra dus, de muladhara in de menselijke aura), de Hemel en wierp zijn testikels in de zee; uit het oprijzende schuim werd Venus geboren. Dit is de potentiële vruchtbaarheid die in de kosmos en de mens latent of sluimerend aanwezig is. De goddelijke geest giet deze sferen in de menselijke ziel en in de stoffelijke wereld (die de zee genoemd wordt).

De ziel die zo is bevrucht schept de schoonheid in zichzelf. Er bestaat nog een andere schilderij van Botticelli waarin zijn kennis van de astrologie sterk naar voor komt. Het kunstwerk draagt de titel Mars en Venus. Mars staat voor geweld en oorlog, maar ook voor levensdrift en scheppingskracht. Venus gaat over vrede, schoonheid en het kunstzinnige. Ficino zegt hierover; Mars is de sterkste onder de planeten, maar Venus overmeestert hem. Mars overmeestert Venus nooit. Het duidelijkste teken van de transcendente kracht van de liefde is dat alle dingen de liefde gehoorzamen. Liefde gehoorzaamt niemand. Goden hebben lief, alle schepselen hebben lief, alle dieren, alle mensen; wijzen, moedigen, rijken, heersers, armen.

Liefde onderwerpt zich aan niemand. Liefde is vrij. Zij verrijst in de vrije wil, die zelfs God niet kan forceren, want hij wilde dat zij vrij was. Liefde regeert over alles en onderwerpt zich aan niemand.


Nu gaan we naar een andere grote neoplatonische kunstenaar, namelijk: Michelangelo di Lodovico di Leonardi Buonarotti di Simoni (1475-1564).

Hij werd geboren in Capresa op 6 maart 1475 en overleed in Rome op 18 februari 1564. Hij was een Italiaans kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter. De vader van Michelangelo, Lodovico, stamde af van een oude ooit welvarende koopmansfamilie uit Florence. Lodovico was burgemeester van Caprese. Michelangelo was zes jaar oud toen zijn moeder stierf en hij dus aan een min werd toevertrouwd om hem verder op te voeden en de nodige geborgenheid te kunnen geven. Deze min was de vrouw van een steenhouwer. Als grap zei Michelangelo later dat hij de liefde voor de beeldhouwkunst reeds met de melk van zijn min binnengedronken had. Zijn uitzonderlijke talenten kwamen reeds op jonge leeftijd tevoorschijn. Op zestienjarige leeftijd ging hij in de leer bij Domemico Ghirlandaio. Enige tijd later sloot hij zich aan bij de beeldhouwer Bertaldo di Giovanni, voormalig pupil van Donatello. Van 1490 tot 1492 verkeerde de jonge kunstenaar onder de bescherming van de beroemde Lorenzo I de Medici.

In diezelfde tijden filosofeerde Michelangelo in kringen van vooraanstaande geleerde en dichters als Marsilio Ficino en Angelo Poliziano.

Als twintigjarige schept Michelangelo de Engel met de kandelaar en het beeld van de Heilige Petronius. Michelangelo las ondertussen de werken van beroemde Toscaanse dichters zoals Dante Alighieri, Gionvanni Boccaccio en Franscesco Petrarca. Michelangelo’s eerste dichterlijke verzen zijn sterk beïnvloed door Petrarca.

In Rome maakt hij zijn eerste Romeinse werken: Bacchus (de god van de wijn, met zijn nimfen en saters) en de beroemde Piëta, de goddelijke Moeder met in haar schoot het lichaam van Christus Jezus die zijn lichaam heeft verlaten, het marmeren beeld dat nu staat opgesteld in een zijkapel van de Sint-Pieter in Rome.

In 1501 keert hij terug naar Florence waar hij zijn beroemde en bovenzinnelijke beeld schept; de David in mooi witte marmer. Samen met de beroemde Leonardo da Vinci wordt hij gevraagd voor de uitvoering van een grote muurschildering. Zoals we weten uit de cultuurgeschiedenis worden Michelangelo en Leonardo later spijtig genoeg aartsrivalen.

Voor paus Julius II maakt Michelangelo nog een prachtig grafmonument dat te zien is in de kerk van San Pietro in Vincoli te Rome. In opdracht van de paus schildert Michelangelo de fresco’s op het plafond van de Sixtijnse Kapel in Rome. Het zijn Michelangelo’s beroemdste schilderwerken geworden, vooral de Schepping van Adam is welbekend. Michelangelo schildert nog onder andere Het laatste oordeel in de Sixtijnse Kapel.

Zijn kunstwerken brengen hem tijdens zijn leven zoveel roem en aanzien, dat men hem met Giorgio Vasari wel II divino Michelangelo, de goddelijke Michelangelo noemt. Michelangelo ligt begraven in een praalgraf in de Basilica di Santa Croce in Florence.

Merkwaardig is toch wel dat er een beeld van Michelangelo staat in de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge met de titel: Madonna met kind.

Zo klinkt Michelangelo in zijn liefdespoëzie: Ik kan nu niet, in dingen tot de dood gedoemd, Uw eeuwig licht zien, zonder diep verlangen.

Er is weerom de tegenstelling te zien tussen de vergankelijke stoffelijke wereld en de kosmische en geestelijke krachten van de eeuwigheid; en het diepe verlangen, Eros, de liefde en het streven naar de éénheid met het goddelijke (in navolging van het mystiek denken van Plato dus). Zelfs de schoonheid van de geliefde Vittoria Colonna zal verwelken. Maar de Schoonheid, als zuiver Hemels Wezen zal nooit verwelken.


Zo schrijft Michelangelo:


De schoonheid die U ziet, is inderdaad van haar

maar groeit bij het stijgen naar een beter plek,

door stoffelijke ogen gaand tot aan de ziel.

Zij wordt goddelijk, edel, en prachtig,

want één onsterfelijke zoekt gelijken elders.

Dit, en niets anders is de bedoeling van Uw visioenen.


Het neoplatonisme heeft vanuit hogere ‘spirituele werelden’ onze ideeën en vele creatieve ervaringen doorstroomt en geïnspireerd.


Als mediterende mens in de kunstzinnige wereld, kunnen we, doorstroomt met de Energie van de Lichtende Bron van alle leven, elke keer opnieuw, onze spirituele Wedergeboorte en geestelijke Verlossing wederbeleven.




Hoe schoon en zuiver, deze innerlijke vrede

vrij van alle denken en rede,

stralend en liefdevol als bloembloesems

met schaduwen van alleen maar druivendroesems,

heerlijk en bevrijdend is deze geestelijke verlichting,

zonder doel of enige richting,

uiteindelijk één met zulke zondoorlichte Bron,

geboren uit onze Zon,

waar de menselijke geest zijn reis begon.


Karel Meul


We wensen alle mensen Universele liefde,

de goedheid in onze harten en zuivere innerlijke vrede.



-Karel Meul (in liefdevolle herinnering) 


Uitgegeven in de zomer van 2008

Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, opnamen, of op welke andere wijze ook, hetzij chemisch, elektronisch of mechanisch, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Deze tekst valt onder auteursrecht.
















Hoe schoon en zuiver, deze innerlijke vrede

vrij van alle denken en rede,

stralend en liefdevol als bloembloesems

met schaduwen van alleen maar druivendroesems,

heerlijk en bevrijdend is deze geestelijke verlichting,

zonder doel of enige richting,

uiteindelijk één met zulke zondoorlichte Bron,

geboren uit onze Zon,

waar de menselijke geest zijn reis begon.

© 2025 door Hymn.Connected. Alle rechten voorbehouden.

bottom of page